Bejaarde buurman terwijl ik mijn was buitenhang:
“Het is nog geen zomer hé”
Neen Roger, neen (badhanddoek)
“’t Gaat zeker niet meer zomeren dit jaar?”
We gaan het zien hé. . .(hemd van Pieter)
“De zon, we zien ze niet veel hé”
Waja, neen hé (pyjama van Ilja)
“Die zon, ze zal niet meer komen zeker?”
Ja, kweet het ook niet. . .(onderbroek)
“Ist koud!”
Jaat zeg, echt (kousen)
“Voor de tijd van het jaar!”
’t Is wreed (onderlaken kinderbed)
“Thohoh, ’t gaat zeker een koude zomer blijven?”
’t Is te hopen van niet (slaap-t-shirt)
“We zijn half juni!”
Ja, je zou het niet zeggen hé (trui)
“De zomer mag nu echt gaan komen hoor”
Jaas, jaas (jeansbroek)
Ik, bijna klaar met mijn was:
“Zolang mijn was maar droogt is ’t voor mij goed!”
Ik vermoed, neen, ik ben het zeker, dat ik niet het type persoon voor smalltalk ben. En met zo’n kwakkelweer ben ik echt tekort aan het schieten in het dezomerkomtmaarniet-praatjes beantwoorden. Help. Waarom ben ik niet gezegend met een tatergat en een babbelmond?
Uw buurman was zeker blij met de babbel hoor. Hij had geen nood aan een tatergat, een luistert oor was voldoende denk ik
Denk ik ook en jij schrijft je kan niet alles hebben 🙂