Een kind, dat kan al eens lastig zijn. Je hoeft geen pedagoog te zijn om dat te weten. Een kind weent, jengelt, trunt, maakt zich kwaad. Net zoals wij. Daar kun je al eens tende van komen, en vooral bij de befaamde groeispurten (waar ik wel degelijk in geloof) kunnen het al eens lange dagen zijn met zo’n bleitzak in huis. Maar soms heb ik het gevoel dat je zoiets niet mag benoemen. “Maar dat ventje kan daar niet aan doen, alléé noem dat toch geen bleitzak”. Hij is al de hele dag aan het bleiten, dus is het vandaag wel een bleitzak, nèh! Soms ben ik stiekem blij dat hij in zijn bedje ligt na zo’n hangdag. Meteen na die gedachte voel ik me al schuldig dat ik zoiets denk, hell, ik voel me nu al schuldig dat ik het neertyp. En pas op, ik klaag onterecht hé, ik weet dat maar al te goed. Die van ons is dan nog een hele braven, behalve op zo’n jengeldagje bleit hij weinig tot heel weinig. Als hij ’s nachts wakker wordt van de koorts weent hij niet maar vertelt hij stilletjes verhaaltjes in bed waarna hij na een beetje koortsremmer weer mooi doorslaapt. Maar die jengeldagjes die kruipen al eens in de kleren. Al is dat rap vergeten als hij giert van het lachen bij het samen schommelen, als hij uit het niets de slappe lach krijgt aan tafel met zijn mond vol chocostuutje. Ik kan er weer helemaal tegen als hij zijn speelgoedgsm neemt, hem aan zijn oor houdt en een afspraakje brabbelt met zijn denkbeeldige gesprekspartner. En al zeker als hij zo übercute eendjes “vist” op de kermis
Geef een reactie