Er waren twee soorten gezinnen. Degenen die water dronken tijdens de maaltijd en diegenen die pas na de maaltijd mochten drinken. Met twee werkende ouders moest ik tijdens vakanties regelmatig eens gaan spelen bij vriendinnetjes, neefjes of nichtjes. Die speeldagen waren overal anders. Bij de één was het spelen met My Little Pony, bij de ander mikten we steentjes naar de kippen. Na enkele keren wist ik maar al te goed wie mocht drinken tijdens het eten en wie niet. Uiteraard omdat wij zelf mochten drinken bij het eten, anders zou het mij zo niet opgevallen zijn dat ik dat op een ander niet mocht. Stilletjes kauwend verdorste ik zowat tijdens die maaltijden. Ik durfde er ook nooit iets van zeggen, zeker niet toen de ouders van de speelkameraadjes nog eens duidelijk zeiden “van drinken tijdens de maaltijd vergaat je eetlust”. Voor mij ging die vlieger niet op, ik had altijd eetlust. Ik at altijd bergen, ik denk dat die ouders mij niet graag zagen komen. “Schil maar een extra patat, ’t is weer die boefbeer die komt spelen.” Ondertussen wenste ik vurig dat het eten van voldoende saus ging voorzien zijn, want eten, dat moet nes zijn. Ik vermoed dat dat mijn leuze zal zijn als de verpleegster van mijn rusthuis mij later op een kinderachtige manier komt vragen of het niet lekker is. “Neeh, veel te droog, eten dat moet nes zijn! En ik ben geen kleuter, doe normaal!” Oh ja, ik word grumpy grandma. Die je steeds doet drinken tijdens het eten. “Want uw eten, dat mag niet te droog in uw mond malen!”
Geef een reactie