Page 11 of 12

Ik wil alles.

Ik gok dat ik voor de eerste keer zal verbranden in het derde weekend van april.  Enkel mijn wezen en het v-tje van mijn t-shirt.  Daarna komen mijn armen, mijn tenen, mijn hoofdhuid als ik weer eens vergeten ben mijn bruine petje op te zetten.  Mijn benen zullen wit blijven.  Of knalrood met witte stippen.  Pigmentvlekjes noemen ze dat dacht ik.  Na twee dagen is de roodheid weg en zijn ze weer zo wit als vantevoorn.  Mayonaisekitte , bleekscheet, wittekitte of gewoon de lacherige blikken als ik mij durf in een rokje tonen.  Ik ben het al allemaal gewoon.  Ik begin er zelfs naar te verlangen.  Naar mijn witte benen bloot, naar teensletsen klepperend op de macadam, naar de wind die onder mijn armen door waait.  Naar naar buiten kunnen lopen -omdat je iets in je auto bent vergeten- zonder dat je opnieuw je jas moet aandoen.  Naar de strijd met Ilja om een zonnepetje aan te doen.  Naar het kinderbadje.  Naar het gezucht van de medemens “het is te warm, veel te warm, het is altijd alles of niets in België”.  En nu is het niets.  En willen we alles.

Een broodje Poep!

“Mama Pinguïn is heel trots!  Op! Haar! Baby’s!”  Dat schelt door de badkamer als Ilja duchtig probeert de babypinguïn te klikken in de buik van de Mama Pinguïn tijdens zijn badmoment. “Kun jij babypinguïn nummer zes vinden?”  “Nee, dat kan ik niet, ik ben nog maar anderhalf jaar oud en mijn moeder kan het ook niet want ze heeft geen goesting om nummer zes te gaan zoeken” Om het misschien duidelijker te maken, het gaat om een badspeeltje waarbij plastic pinguïns de hoofdrol spelen.  De stem die uit het speelgoedje komt is Hollands.  Zoals elk babyspeelgoedje dat zo’n tergend luid lawijt kan maken.  Dat sprekend speelgoed begint ook soms uit zichzelf te tateren, zonder dat je er ook nog maar een vinger naar uit steekt.  Dan zit je kind al een kwartier op zijn gemak in zijn bed, kun je eindelijk je voeten optrekken in de zetel en even later hoor je uit de speelgoedbak een Hollandse stem tieren “Joepie de poepie!”  Inderdaad, ik zit eindelijk in mijn zetel: joepie de poepie!  Toch verkozen we gisteren op weg naar de wijvendate de Hollandse GPSstem van Anita boven de Vlaamse Ellen.  Anita heet trouwens helemaal niet Anita, haar naam is Claire.  Dat ze Claire heet heb ik ook maar ontdekt omdat mijn copiloot aan het prutsen was aan de instellingen (en daarna het mooie doosje waarin ik de GPS bewaar vertrappelde, stout Ann-Sophie, stout!).  Ellen had haar dagje niet vermoed ik.  Je houdt het niet voor mogelijk maar hoe kun je nu saai spreken op een GPS?  Een beetje enthousiasme kan ook hé Ellen, er mag al eens een “we zijn er bijna” bij of “het is maar een kwartiertje meer als je niet verkeerd rijdt”.  Soit, Anita, Claire en de Mama Pinguïn, allemaal stemmen die in ons leven aanwezig zijn.  Dus als ik Ilja binnenkort om pindakaas hoor vragen, ik zal maar niet raar opkijken, hij wordt mee-opgevoed door een bende enthousiaste Hollanders.  En “Ik vind jou lief mama”, dat klinkt eigenlijk ook echt wel lief in het Hollands. (dat zegt Baby Pinguïn 3 als je de moeite doet om hem te vinden.)

 

Maar ik zie jou echt wel heel erg graag, en al van die dingen

Het wordt weer dag schat, bye schat volgende week.  Met twee nachtdiensten en twee wijvendates in de agenda, die, ok, ik weet het, ongelukkig gepland zijn.  Ja-ha ik weet het.  Maar het is soms echt moeilijk om met sociale sector-uren een datum te vinden die voor iedereen past.  Date één bestaat alleen maar uit sociale sector dames. (Ondertussen is die schat van in het eerste zinnetje al aan het denken “miljaar ik weet hier weer van niets”.)  Tegelijk moeten we zorgen dat we tegels kunnen bestellen, dat werkmannen in het huis binnenkunnen, dat offertes kunnen besproken worden.  Gelukkig coördineert die pracht-echtgenoot  (“Jaja, mij een beetje paaien met schat en pracht-echtgenoot al hier en al daar”) al die dingen en hoef ik mij enkel in te passen.  Aan de andere kant weet hij ook dat ik regelmatig volwassenen moet zien in mijn vrije tijd.  Dat er eens niet over kinderen moet gepraat worden en dat ik daar zelf graag tijd voor vrijmaak.  (“Inderdaad, als je te lang moet binnenblijven word je cranky”)  Zie je wel schat, je hebt helemaal gelijk, ik moet er regelmatig uit, das goed voor onze relatie.  En hoe noemen ze dat weer?  “See you less, miss you more?”  Ja ja.

shit happens

We hebben het gejinxed.  Meer valt daar niet over zeggen.  Of toch.  Toen we gisterenochtend ervaringen uitwisselden wist mijn echtgenoot te vertellen dat de kleine steeds grote boodschappen doet vlak voor hij naar de crèche vertrekt.  Met andere woorden: hij schijt zijn pamper vol op de meest ambetante momenten.  “Maar het was lang geleden nu”.  Ja.  Juist.  7u05 goed op tijd om op het gemak te vertrekken naar de opvang, jasje aan, muts, schoentjes aan?  Jaja, alles ok.  Tot ik hem oppakte…een natte plek…op zijn jeansbroek.  Shit.  Letterlijk, want toen ik zijn broek uitdeed was het shit all over the place.  Om het even plastisch uit te drukken…ik moest rollende onderdelen tegenhouden bij het verversen.  En uiteraard, zoals het een goede broekschijter betaamd, als je iets doet, doe je het goed.  Tot op de body was alles bepleisterd.  Een blik op de horloge deed me even lichtjes in paniek schieten.  In speedtempo alle kleren uit, in bad gegooid, de kraan er opgezet (ter info: dat waren de kleren, de peuter bleef op het verzorgingskussen).  Het huis rond gecrossed met zijn blote bips want reservekleertjes klaarleggen, dat is precies nog nooit in mij opgekomen.  De tijd bleef tikken, er kwamen natte washandjes aan te pas.  Een beetje in rep en roer merkte ik dat Ilja de substantie wreed interessant vond, vooral toen hij met zijn handjes alles begon te ontdekken en OH KIJK, je kunt dat openwrijven!!!  Plasticine!  Geweldig!  Op mijn horloge zag ik dat ik al op weg moest zijn naar mijn werk.  Toen ik in het rond keek moest ik even van mijn hart een steen maken want het was niet om aan te zien.  Vliegensvlug naar de opvang vertrekken, de tijd nemen om treffelijk afscheid te nemen en dan rustig naar het werk rijden om daar netjes op tijd toe te komen.  Nu weet ik waarom ik tijdmarges inreken.  (Tussenin nog een telefoontje naar de wederhelft dat hij het kokhalsalarm mag instellen bij thuiskomst van zijn werk).

 

De 10 geboden van de 17-maander

  1. Je moet op het eerste knopje van de wasmachine duwen om ze in gang te steken.  Tegelijkertijd gaat de mond van uw moeder open en komt er “neeeeen” uit.
  2. Dat is nu je nieuwe naam: “neen”, je achternaam is Ilja “Neen Ilja”
  3. Alles wat je kunt verslepen kun je gebruiken als opstapje om ergens op te klimmen.
  4. Als je op de omgekeerde curverbox klimt en je kletst eraf, niet afgeven, gewoon opnieuw proberen, je geraakt aan de top, je geraakt er!
  5. In de zetel sta je recht, “poepe zitten” noemen ze dat.
  6. Eten steek je zelf in je mond, met je handen, met je lepel, of je eet het gewoon van de vloer als je gedaan hebt en je terugpasseert bij de voederplek.
  7. Als je een crèchegenoot tegenkomt op straat begin je naar elkaar te roepen, dat is de code.
  8. Katten achtervolg je tot ze letterlijk de muren oplopen, dat vinden ze leuk.
  9. Als ze uw broek verversen draai je zoveel als je kan op je buik, dan roepen ze je nieuwe naam verschillende keren, kwestie dat je eraan kan wennen.
  10. Alles wat van je moeder of vader is is interessant en wil je hebben, vooral hetgeen ze op hoogte leggen, ze willen dat je erachter klimt.

en mariaspekken, 80.000 mariaspekken aub


Chocomelk, duplo, speculoos: Sint Maarten is gepasseerd. Hij is lange tijd uit onze leefwereld verdwenen maar sinds vorig jaar is hij er terug prominent in aanwezig, en content dat ik ben! Hij mag ook weer een rol komen spelen de komende jaren, de sint wordt keihard mijn dreigmiddel als de kamer moet opgeruimd worden (en de andere maanden van het jaar dreig ik met nonkel Jef, die gelijkt een beetje op de sint). Tegelijkertijd laait de Sinterklaas / Sint Maarten-discussie hier weer op. Zoals ieder jaar is het “wie is de coolste?” Dat dat Sint Maarten is staat eigenlijk buiten kijf maar ik ben ook wel een beetje fan van Sinterklaas. Au fond doet hij helemaal hetzelfde als Sint Maarten no mather what, de kinderen krijgen cadeau’s. Zo’n kind dat heel het jaar wroet op school, beleefd is tegen iedereen en nooit een poot uitsteekt naar een ander, dat krijgt evenveel cadeau’s als het onbeleefd etterbakje dat speekt op de grond alvorens een ander erin te duwen. Nuh, Sint-Maarten of Sinterklaas, het is hier allebei van toepassing in een gemengd West-Vlaams gezin. Toch blijf ik fan van Sint-Maarten. Ik tierde keihard “KIJK!!!! Sint Maarten passeert!” als hij met zijn huifkar door onze straat reed vorige week, Ilja werd tegen het raam geplet door zijn moeder die het niet goed kon zien. Ik kan niet wachten tot hij oud genoeg is om mee te gaan naar de kaai in Ieper om hem te verwelkomen, gewoon omdat ik zelf zo blij ben om hem te zien! En dan alles er rond, de mandarijntjes, de pic-nicjes, de sint-koeken. Man-te-paard noem ik ze tot verveling van mijn echtgenoot OMDAT HET DE VORM HEEFT VAN EEN MAN TE PAARD! ZIEJT? ZIEJT? Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit zo op en neer ga springen voor sinterklaas maar ik wil het wel faken, want hij komt ook. Sinterklaas. En hij verdient ook een enthousiaste mama en mijn zoon zal er ook schrik van hebben, maar Sint-Maarten…dat blijft mijn homeboy.

intergalactic planetary

“Bewijs dat je geen robot bent”. Maar als ik dan zo’n woordverificatie moet overtikken staar ik me blind op de lettercombinaties. Ben ik dan wel een robot misschien? Ik moet altijd 2 tot 3 keer herproberen tot ik het juist heb. Error Error. Ik wil gerust iets anders doen om te tonen dat ik geen robot ben, een karrewiel draaien of een handenstand doen ofzo. Hoewel ik de laatste dagen wel een paar trekjes van een robot heb. Men geeft mij informatie, ik tracht ze in mijn hoofd te filen. Ik shut mezelf down in de zetel en beveel mezelf om te slapen en na 10 minuten tuimel ik al in het land waar de realiteit en de fictie met elkaar verweven geraken. Er gebeurt ook van tijd eens iets op autocontrol, soms bedenk ik me dat ik de afwasmachine nog moet ledigen en blijkt dat ik dat twee uur eerder al gedaan heb. Het raast nogal eens in mijn harde schijf de laatste tijd. Mijn kop maakt misschien wel zo’n irritant geluid zoals een computer die aan het updaten is. Kkkrrrrr kkkkrrrr kkrrrrr. Ik denk altijd “oh een een kind combineren met een job, dat lijkt makkelijker dan ik voordien dacht”. Dat vind ik nog steeds zo. Maar ik vergeet soms wel eens dat ik veel avonden om 21u30 al in bed lig omdat ik anders een 11-urendienst niet zonder geeuwen doorkom de dag nadien. Of dat de middagdutjes op vrije dagen meer regel dan uitzondering zijn de laatste weken. Dan zijn de mensen verwonderd dat ik keihard met mijn handen wuif als ze over een tweede kindje beginnen. Het is goed nu. We kunnen vlotjes opstarten, nu en dan eens rebooten en als we willen shutdownen dan kunnen we onszelf al in het stopcontact steken rond 20u30 ongeveer om te chargen.

een duits boeketje bloemen zou precies niet miskomen…gow

“Het is wel heel gezellig hé” zei de meneer bij zijn eerste stappen die hij binnenzette.  Ik was gecomplimenteerd.  Gezellig is mijn ding.  Alles moet gezellig zijn.  Ga ik op café, liefst een gezellig café, met kleine hoekjes en speciale kantjes.  Mijn huis moet ook gezellig zijn.  Het mag rommelig zijn, als het maar gezellig rommelig blijft.  De meneer bleef precies tevreden met alles wat hij zag.  Hij bleef vragen stellen.  Toch had ik niet gedacht dat hij al over de vraagprijs ging spreken.  Er moest onderhandeld worden.  Hij sprak een te laag bod uit, ik trok een scheve lip, we zochten een gulden middenweg.  Ik moest zelfs mijn playing-hardball-gezicht niet opzetten.  ’s Avonds zetten we beiden een handtekening onder een compromis.  Ik verkocht het huis.  Op mijn ééntje.  Dat doen vrouwen waarvan hun echtgenoot naar het buitenland moet voor hun werk.   Ik zweer het, hij komt niet meer terug die man van me.  Ik moet minder spectaculair doen als hij weg is.  Oh ja, had ik al vermeld dat Ilja deze week is beginnen lopen?  Powermommy!

maar een ontwapenende glimlach doet alle plekken vervagen hé

Ze zeggen dat onze zoon op Pieter gelijkt.  “Oh amaai zeg, hij heeft heel den kijk van zijn papa hé?”  Ze hebben gelijk.  Ik doe daar niet moeilijk over, hij gelijkt op Pieter.  Pieter is dan ook zijn vader, zo vader zo zoon?  Maar als je dichterbij kijkt kun je toch een uiterlijk kenmerk van mij in hem terugvinden: er is altijd wel ergens een blauwe plek op hem te bespeuren.  Ik steek het op genetisch bepaalde lompheid.  Wie reeds een glas rode wijn van mij op zijn schoot kreeg of me bezig zag restjes dame blanche uit mijn haar spoelen zal me zeker niet tegenspreken.  Nu hij zich onder de wandelaars tracht te begeven wordt de aangeboren lompheid meer en meer duidelijk.  Hij blijft zijn hoofd stoten tegen elke mogelijke stootbare plek, hij slaagt er ook altijd in om blauwe plekken op de meest onmogelijke plaatsen te krijgen.  Zoals op de onderkant van zijn kaak of te kluffe op zijn voorhoofd.  Zelf ben ik nu ook niet bepaald kandidaat om punten te scoren in de Miss Elegantie-verkiezing.  Witte kleren, te hoge hakken of delicate stofkes laat ik preventief links hangen.  Ik merk, laten we die hakken even buiten beschouwing laten, dat ik die lijn ook best doortrek naar mijn zoon.  Als je die van mij ergens tussen zoekt, het is dendien met chocoplekken op zijn mouwen of koekemul aan zijn mondje.  Deze middag mocht ik nog een stukje sinaasappel van zijn voorhoofd prutsen…  Sommige kinderen zien er steeds uit alsof ze vers uit de wasmand komen, die van mij ziet er na een half uur verse kleertjes al uit alsof hij al 4 dagen hetzelfde draagt.  (en neen, het is niet zo, bad housewife of niet, kleren wassen doe ik wel degelijk!).

bedwentelen en keukenrollen

Een noenetukje drong zich op.  Het was nodig, met een snotkop bij mijn wederhelft en een pijnlijke keel bij mij.  Tel daarbij dat onze zoon deze nacht om 4u30 weer een verhaaltje van een uur lang begon te vertellen en de moeheid was niet ver te zoeken.  En wij maar klagen van een beetje keelpijn, weinig slaap of een neus die niet mee wil.  Als ik in mijn zoon zijn mond kijk krijg ik pijn in zijn plaats.  Twee kolossen boren zich een weg door zijn tandvlees dat rood tekent van de druk.  Auch!  Vreselijk moet het zijn!  Toch is vertellen het enige dat hij doet ’s nachts.  Enthousiast vertellen over de nieuwe kauwers in zijn mond.  “Wiediewawawa Ilja, Mama, Ilja, Papa, wiedauw” en om het verhaal nog kracht bij te sturen gaat het dan iets luider “kataw, betoeng, pwiet”.  Het viel deze middag echter niet mee om de slaap te vatten.  Zeker niet nadat we een eerste offerte voor een keuken lieten maken deze morgen.  Keukenkastjes, kookplaten en tafelpoten, ze dansten hun eigen verhaal in mijn hoofd.  In de toonzaal wou ik zo’n befaamde “deur-emmer” waar de keukenmeneer vol lof over sprak wel eens van dicht bekijken.  Ik had geen idee wat hij bedoelde, tot we bij een oven merkten hoe goed zo’n deur wel remt alvorens te sluiten.  Smijt maar op het hoopje van de domme trekken.  De keukenbeslissingen vielen vlot en standvastig.  I was on a kitchenroll! “Dat wil ik niet, dat wil ik wel, dat vind ik lelijk, dat is afgrijselijk, dat vind ik onhandig, dat is machtig, zo moet het zeker, het moet dat merk zijn, zo’n type, patatie patata”.  Vreemd genoeg heb ik weinig getwijfeld.  Misschien is drie keer verhuizen (vier keer als je de volgende keer meetelt) eindelijk wel eens een voordeel, al is het maar om te weten welke keuken nu praktisch is en welke niet.  Toch ga ik zeker nog fouten gemaakt hebben, maar ik heb nog voldoende noenetukjes om verder na te dromen en de deur-emmers te ledigen.