Page 3 of 4

Peuterpuberteit my ass!

“Laten we het niet jinxen!” een uitspraak die nogal vaak over de tong gaat hier.  Ik zou er beter ook naar handelen verdikke!

Toen een vriendin van me eens vroeg of mijn peuter al eens een scène heeft gemaakt in de winkel moest ik precies eens goed nadenken en kon ik alleen op “ahja, hij heeft eens zitten roepen achter een potje yoghurt” antwoorden.  Boy was I wrong, oh so wrong!  Een scène noemde ik dat!  Ik heb vandaag mijn mening herzien, zeker na wat hij me vandaag geflikt heeft in den aldi  (gelukkig niet de lokale aldi, maar die bij oma thuis).

Hij moet nog maar het logo van Renmans zien of zijn ogen beginnen te blinken voor “een schelleke”.  Als ik de schelletjeswinkel voorbijwandel om effectief Aldi binnen te gaan begint het.  Spel en miserie.  Hij laat zich hangen en begint te roepen dat hij een vleesje wil.  Een uitleg lijkt overbodig, het kind wil een schelleke.  Ik pak hem op (14 kg dames en heren, powerlifting heet dat) en hou hem vast terwijl ik hem probeer te kalmeren.  Failed.  Hij begon toen nog maar pas aan het echte verzet, hoofd achterover, heel het lijf achterover, roepen, tieren, olei, het was toch zo tof.  “Moet mama jou terug in de auto steken?” JAAAAAA!!! tierde het weerbarstige lijfje naar me.  “Goed.  Dan ga je terug naar de auto”.  Kind op de arm, handtas over de schouder, “excuseer mag ik eens voorbij?” aan de kassa.  Langs alle kanten grote ogen die me vragend en veroordelend volgen.  Wat gaat zij nu doen met dat kind?  Ik zag die vraag door hun ogen in hun hersenpan voorbijkronkelen.  Ik moest me inhouden om niet keihard “kijk naar uw Milsani melk!” te roepen maar ik zei niets en probeerde de worstelende massa in mijn armen onder controle te houden.  Op de parking was het hek helemaal van de dam.  Tieren en tuuten dat het een lieve lust was.  Terug in de autostoel besefte hij dat ik het meende.  “Mee naar Aldi!!” “Ga je flink zijn in de Aldi?” snikkend kwam het tot een puppy-face en een waterige “ja, flink zijn”.  Gekalmeerd en mooi stappend aan mijn hand gingen we terug de winkel binnen.  Hij mocht de lasagne dragen, op de band leggen en betalen van me.  “Is het dat wat hij wou?” vroeg de kassierster?  “Neen, hij wou alleen zijn gedacht” was mijn antwoord.  Gapers!

Consequent zijn is saai.

 

 

Want de katten gaan anders eenzaam worden.

Mezelf, vorige week ergens: “Ik slaap vrijdagavond bij meme, het is beter dat er vanaf nu telkens iemand bij haar thuis gaat slapen voor de zekerheid, zo is ze niet alleen.”

Mijn prachtgenoot: “doe maar liefje, ik kijk wel voor de kleine.”  (Zie, daarom koos ik voor hem, ik hoef daar geen uitleg rond te geven, hij aanvaardt dat, zonder een overdaad aan woorden)

03u30 vrijdagnacht: “Gaat het niet?  Ik bel de dokter, ik bel je dochter, alles komt in orde, doe maar rustig.”

Die telefoon, waar is dat nummer, hoe werkt die stomme-klote-nood-telefoon met die grote toetsen?

 “Meme!  Meme!  Memetje. .  .ik ben bij je hoor, ik ga niet weggaan.”

Ze gaat dood.  Ze is aan het doodgaan.  Echt.  Het enige dat ik nu nog kan doen is bij haar blijven en haar hand vasthouden.  

Het moment dat je de ziekenwagen volgt is het stil.  Stil op de weg, stil in je auto, stil in je hoofd.

De momenten daarvoor zijn hectisch, het wachten duurt veel te lang en de cool die je al de hele tijd tracht te bewaren begint te smelten.  Dat ze hier maar vlug zijn, ze hoeft zoveel pijn niet te lijden.  

Twee uur later in de spoedgevallendienst nadat een baxter pijnstilling zijn werk doet:

“Vergeten jullie niet om mijn vogels eten te geven?”

Twee seconden later:

“En de kwartels, die op de grond van de kooi lopen, niet vergeten hé”

Nee, memetje, we gaan het niet vergeten.

Zo taai kan iemand zijn

Maar schrikken was het wel.

Naar het schijnt stam ik af van goeie genen, dat is nog maar eens bewezen.

“Ahja, en als ze niets vinden op die foto van mijn binnenwerk, dan mag ik naar huis zeker?”

De consequentiefase

Als er nu één eigenschap is die ik mezelf niet toeschrijf dan is het wel koppigheid.  Ik blijf geen dagen kwaad, ik blijf niet pertinent “neen” zeggen als ik mijn gedacht niet krijg.  Mijn peuterpuber daarentegen kan er ferm weg mee.  Het heet dan ook niet voor niets “de koppigheidsfase”, hey, sommige dingen zijn wel heel duidelijk en rechtdoor in hun benaming.  Omdat hij gisteren quasi niets at wil ik dat hij vandaag een boterham eet bij zijn ontbijt.  Hij is echter alleen geïnteresseerd in spelen met de doos nieuwe auto’s die hij van een lieve vriendin doorkreeg.  Compromis: “Je eet eerst een boterham, en dan mag je spelen met je nieuwe auto’s”.  Wenen, pantomime, roepen, met de handjes kloppen op de billen, op en neer springen, op zijn hollands roepen “nej nej nej”, de boterhammen vliegen meermaals naar het midden van de tafel.  Het lijkt geen effect te hebben, daarop neem ik de doos nieuwe auto’s en zet ze in de garage, iets wat nog meer getier en gebrul veroorzaakt.  De boterhammen laat ik liggen op de tafel en de boodschap is duidelijk: eerst boterhammen, dan spelen. . . Het monstertje beslist om van tafel te gaan en met zijn “oud” speelgoed te gaan spelen.  Soms komt hij vragen om de nieuwe auto’s, en de blauwe brommer.  Ik toon hem de boterhammen en zeg dat hij pas mag spelen met de nieuwe auto’s als de boterhammen op zijn.  Wat een hele fijne ochtend kon zijn met nieuwe auto’s ontdekken verandert in een ochtend met wenen, jammeren, roepen.  Kortom. . . fantastisch.  Consequent zijn is altijd de saaiste oplossing.  Ondertussen blijft hij koppig neen zeggen en blijven de auto’s in onze garage staan, is de sfeer onder nul en is mijn humeur verpest.  Hij is wel zijn oud speelgoed aan het herontdekken.  Soms vraag ik me echt af wat het allemaal oplevert, dat strijden, die ruzie’s.  Ik wil de boevrouw niet spelen maar tegelijk wil ik graag dat hij iets eet.  Ik wil in mijn vrije voormiddag een leuke tijd met mijn zoon maar zo’n situaties zijn absoluut een dieptepunt.  Als het wenen mij nader staat dan het lachen komt hij ineens in de keuken bij me “stuutje eten?”.  We gaan aan tafel, ik bied hem de boterham aan, hij eet die op tot de laatste kruimel.  “Nog een stuutje?” vraagt hij.  Hij eet nog een beetje van een tweede boterham.   Ik triomfeer niet, ik ben alleen blij dat hij iets eet.  En dat hij zijn nieuwe auto’s kan ontdekken. . .

“Is er iets?”

“Glimlach! Je kijkt zo kwaad, het is vakantie, het is feest, je mag gerust lachen hoor!” zei de kerel een beetje wijsneuzig aan de bonnetjes-stand.

“Oh, maar ik ben content hoor, ik heb gewoon een Bitchy Resting Face!” zei ik glimlachend.

De seconde daarna had hij een “what-the-fuck-?-face” en was het mijn beurt om de wijsneus af te geven .

“Ja!  Echt, het bestaat, zoek het maar eens op, Bitchy Resting Face!”

“Ik denk dat ik weet wat je bedoelt” zei hij getemperd.

Gelukkig duurt bonnetjes kopen niet lang en kon ik vluchten, want smalltalk is mij niet gegeven.  Een bitchy resting face daarentegen wel.

Ik kon zo deelnemen aan dit filmpje want deze aandoening is zo ik!  Kijk:

wpid-DSC_0495.jpg

 

Serieus, ik doe er echt geen moeite voor.

Ik vermoed dat het een verkeerde eerste indruk achterlaat, zo’n BRF, soms hoor ik “je kijkt zo streng”, misschien durven sommigen me wel niet aanspreken omdat ik een boze indruk afgeef (al had die kerel van gisteren er blijkbaar geen probleem mee), mensen die me beter kennen weten ondertussen wel beter hoop ik.

Voila: Bitchy Resting Face. . . nu ken je ook iemand met dat probleem.

“Dedie waarvan die operatie is mislukt”

Ik ga naar de oogarts straks.  Ik moest eigenlijk al heel lang eens naar de oogarts.  Het gaat bergafwaarts met mijn zicht.  Dat ik deze blogpost tik in Times New Roman grootte 16 op laptopscherm-afstand zegt genoeg zeker?  Het jaarlijks medisch onderzoek op het werk wijst ook telkens uit dat het niet goed is met mijn kijkers en ik draag een bril om met de wagen te rijden, zeker ’s nachts is dat nodig want dan worden alle koplampen wazig.  Maar als die oogarts nu gaat zeggen dat ik mijn bril moet doordragen ga ik absoluut niet tevreden zijn.  Een bril vind ik ongemakkelijk, ik wil er geen.  Ik vermoed dat mijn zicht niet slecht genoeg is om mijn ogen direct te laten opereren.  Hoewel de horrorverhalen van mijn echtgenoot hierover nu ook niet bepaald een aanmoediging zijn.  Hij eindigt zijn verhaal wel steeds met “de dag na mijn operatie heb ik mijn liefste leren kennen”.  Misschien zag hij nog steeds een beetje blurry?  Ik sta ook niet met een bril, ik zie er zo. . . groot uit.  Of zoiets.  Ik weet het precies niet, mijn bril is ook voelbaar op mijn neus alsof het een onnatuurlijk ding is, wat het ook is, maar het zou toch zo niet mogen voelen?  En iedereen loopt maar rond met van die grote buddy holly brillen, ik sta daar absoluut niet mee.  Ik heb gewoon een ambetante kop voor brillen.  Neen, geen bril.  Lenzen? Dat lijkt mij nu echt ook een gedoe en ik ben altijd befreakt dat zo’n lens via de achterkant van mijn oog gewoon in mijn hoofd zou gaan verdwijnen of iets anders grillig.  Neen dat kan niet, maar toch. . .  Lenzen vind ik freaky.  Als het dan toch mogelijk of haalbaar zou zijn, dan toch maar een operatie.  Maar dan word ik misschien wel blind ofzo.  Blind lijkt me nu wel minder leuk dan eruit zien alsof je een groter hoofd hebt.  Of misschien verbranden mijn oogballen wel tijdens de operatie en moet ik de rest van mijn leven met gekartelde oogballen rondlopen.  Eerst eens gaan luisteren.

Rolling the red carpet

Waarschuwing: deze post bevat too much information.  Je hebt nu nog de kans om weg te klikken.  Tot. . . nu ongeveer.  De tijd van de maand!  Olei!  Kom hier Always, Tampax en ander materiaal waarmee je kunt zwemmen, paardrijden, zelfs hele nachten kunt gaan dansen.  Ahja uiteraard, want met een kind is het allemaal niet meer zo evident om dat allemaal geregeld te krijgen.  Laat staan met twee kinderen!  Ik heb zin om een klein maandverdansje te maken.  Een realitycheck is het even voor mij, zo twee dagen overtijd gaan.  Okay, misschien is het echt too much information, ik kan dat begrijpen, ik zou het ook bij mezelf denken moest ik het bij een ander lezen.  Pech voor jou, je wou persé doorlezen, na-hah, *wijzende vinger*.  Het is nog maar eens een bewijs dat ik absoluut niet klaar ben voor een tweede kindje.  (Hey, was het zo, het was zo, het zou verwend worden, evenveel als Ilja.)  Maar nu niet, misschien zelfs nooit.  Nu ga ik mijn buikpijn verwelkomen.  En een beetje minder grumpy zijn.  –lalalala-

Duud en duud en duud

Misschien hebben ze mij gewoon niet graag.  Ik kan dat begrijpen, ik heb ook niet iedereen even graag.  Maar om er nu zo triestig bij te gaan staan, het moet al een serieuze afkeer zijn.  Het mag niet baten, ik kocht nochtans speciale orchideeënmest, ik volgde de instructies van de bloemist op, ik sneed ze af onder het botje zoals men mij zegt en ik zet ze mooi met hun poepe in het water. . Zonder avance. . .dood en dood en dood.

februari2013deel3 128

En je moet weten dat ik –in het geval van planten- niets liever zie dan een mooie orchidee.  Ik koop er bijna jaarlijks een nieuwe en telkens is dat uitgebloeid na een jaar.  Als ik dan mijn moeders’ exemplaartjes jaar na jaar opnieuw zie bloeien dan word ik toch een beetje orchideetriestig.  Waarom daar wel en bij mij niet? Kijk ze bloeien:

februari2013deel3 129

Haar orchideeën komen jaarlijks hun nieuwe kopjes tonen, je hoort ze bijna roepen “Kijk naar mij, ik ben terug!”.  Zou daar eigenlijk een verschil in zijn, want voor de één betaal je stukken meer dan voor de andere.  Vreemd genoeg is de enige orchidee die ooit herbloeide bij mij ééntje van de Aldi geweest.  De anderen lieten hun kostelijke blaadjes vallen.  Wat rest is een dorre uitgedroogde takkenboel die me een jaar lang staat uit te lachen.  Je moet weten dat ze dan als een nestje prinsesjes gesoigneerd worden.  Eten, drinken, aanmoedigingen.

Neen. . . dood, dood, dood.  Ewel hé strontorchideeën: Ik heb jullie ook niet meer graag!

 

De marbel is weggerold…

Ik heb er al vier keer over gedroomd.  Dat ze terugkwam, dat ze kwam aangespurt vanuit de velden nabij ons huis.  Ze kan ook spreken in mijn dromen maar ik begrijp niet wat ze zegt, ik spreek namelijk geen “kats”.  Het is nu al een week dat Marbel niet meer in ons huis is geweest.  Ze was gepromoveerd tot huisbewaker en werd ondertussen gewend aan de locatie en de woning.  Omdat de isolatieman ging komen PUR spuiten vorige week liet ik haar buiten, ze kwam niet meteen terug waardoor ze ook de nacht moest buiten slapen.  Iets wat ze in ons andere huis altijd deed trouwens.  Ze was nochtans al buiten geweest in het nieuwe huis, dus ik maakte mij er weinig zorgen in.  Ook niet toen ik haar de dag erop nog niet terug zag komen.  Maar nu, na een week, begin ik toch het ergste te vrezen en er gaan alle soorten scenario’s door mijn hoofd.  Misschien zit ze opgesloten in de grote loods achter ons huis, of misschien werd ze verscheurd door de hond van de achterburen.  Ik mag er niet teveel bij stilstaan en begin me voor te bereiden dat ze misschien niet meer terugkomt die Marbel van me.  Ofwel zit ze morgen gewoon op de zulle te wachten..“ewel?” te scanderen in het kats.

 

marbelfotoblog

Fatcheekphone-etiquette

De haat-liefdeverhouding met telefoneren is er ééntje die mij al jaren parten speelt.  Omdat e-mailen, facebooken en smsen zo normaal geworden is valt telefoneren meer en meer weg bij mij.  Ik stuur vlugger een sms of een mail dan dat ik ga telefoneren.  Tegelijk vind ik telefoneren wel veel beleefder.  Bij mij komt een telefoontje over als “ik maak tijd voor je”.  Lief hé, dat ik tijd voor je maak.  Met mijn fatfingerphone is het ook een opdracht geworden om te telefoneren.  Om de één of andere reden duw ik mijn telefoon vaak af met mijn kaak via het touchscreen.  Beschik ik over hamsterkaken?  Ik dacht het precies niet, maar misschien denken de mannen bij Sony er anders over want echt amusant vind ik dat opleggen met mijn kaak niet.  En beleefd al evenmin.  Bestaat er eigenlijk een etiquette als je telefoon ineens een loopje neemt mijn zijn opdracht en vroegtijdig inhaakt?  Wie belt dan wie terug en wanneer.  Altijd, maar dan ook altijd moet ik twee of drie keer proberen en voicemails aanhoren omdat de andere persoon mij tegelijkertijd aan het terugbellen is.  Ahja, want je weet nooit exact hoe het komt dat de verbinding ineens verbroken is, misschien sta je wel op een plaats waar weinig bereik is en is het jouw schuld.  Of misschien heeft de ander gewoon dikke kaken.

The Big Fat Lobster Man


Ik erger me aan kerstmankostuums.  Ik kan er niet aan doen, hoe meer ik er zie, hoe meer die rode ondingen mij zenuwachtig maken.  Was er niet ooit zo’n front tegen de hangende kerstmannen, ik denk dat ik er lid van was.  Een beetje triestig van mij, ik weet het, I’m a partypooper.  Een kerstmankostuum dat ziet er ook altijd zo fake uit.  Alsof het gewoon verpakkingsmateriaal is voor fotokaders.  Vandaag vloekte ik luidop in Fun bij zo’n fake kerstman die me deed verschieten.  “Hohoho, Merry Christmas!” zong hij keihard in mijn oor en dan begon de mechanische loser te dansen.  ’t Is te zeggen, dansen, robotbewegingen te maken.  Er stond een bordje bij “verkocht”, hopelijk om op de brandstapel bij een berg cavia’s te gooien.  De kerstman is ook wel overbodig vind ik.  Als je een geschenk geeft met kerst dan koop je dat gewoon in de winkel.  Je hoeft niet zoals met Sint Maarten en Sinterklaas tegen kinderen te verzwijgen dat die twee het niet kopen maar jijzelf.  Het komt waarschijnlijk over alsof ik een Santa Claus Bully ben.  Zo iemand die het leuk vindt om aan die rooie zijn baard te trekken en keihard te roepen “zie je wel!”, of hem van die moeilijke vragen voorschotelt zoals “hoe komt het dat er in de verre landen zoveel wordt gevochten meneer de kerstman?”   Nee, ik laat de kerstman gerust, zolang hij mijn geschenkjes gerust laat, want mijn pakjes dat zijn mijn eigen zaken.  Ze worden verpakt in een aangenaam papiertje, in mijn geval komen er ook massa’s lintjes aan te pas en dan verzwijg ik keihard wat erin zit.  Ik zwijg als een graf, zelfs al word ik gemarteld door Rudolph.  Want een pakje, dat moet een verrassing zijn!  Toch?

jack!

Uiteraard komt Jack Skellington weg met elk kostuum….